taalbeschouwing | spelen met samengestelde woorden |
Vorm en klank van taal: Klas 1 spelen met samengestelde woorden
Woordvorming
Juf: |
"Ik heb iets in mijn hoofd. |
Gaia: |
Is het van ijzer? |
Juf: |
Gedeeltelijk |
Mirjam: |
Wat betekent dat? |
Casper: |
Een stukje. |
Juf: |
Een deel wel en een deel niet. |
Gaia: |
Is het van hout? |
Benno: |
Nee suffie, het was van ijzer. |
Casper: |
Gedeeltelijk van ijzer, dus het kan wel. |
Benno (peinzend): |
Een stukje wel van ijzer en een stukje van iets anders. |
Esther: |
Ik weet wat het is. |
Juf: |
Kan je een vraag verzinnen zodat anderen het ook te weten |
Esther: |
Ja hoor. Staat het soms achter in de klas? |
Juf: |
Ja" |
Ze gaan door met het spel en blijven dat doen tot iedereen een vraag heeft
gesteld waaruit blijkt dat ze het weten. Dan mogen ze van juf het woord tegelijk
fluisteren.